Het hiernamaals, straffen en het menselijk lichaam in de Islam
Na zijn promotie aan Harvard University kwam de Duitse Christian Lange, via Edinburgh, terecht in Utrecht, waar hij sinds maart 2011 hoogleraar Arabische en Islamitische studies is. Dat hij werkt op de afdeling Filosofie en Religiewetenschappen is tekenend voor zijn interdisciplinaire benadering. Hij betrekt graag niet-traditionele bronnen in zijn onderzoek, zoals historische kronieken en zelfs poëzie, om erachter te komen hoe bijvoorbeeld Islamitisch strafrecht echt werd toegepast.
De titel van onze serie is DJA over de knie. Wanneer bent u voor het laatst over de knie gegaan in uw werk?
Hmm, ik heb een goed vermogen om met teleurstellingen om te gaan: ik vergeet ze snel. Dat werkt goed; anders kom je niet vooruit. Ik heb ook wel veel geluk met mijn carrière. Maar natuurlijk zijn er ook lastige momenten geweest. Bijvoorbeeld toen ik in 2006 in Harvard promoveerde. ‘The world is my oyster’, dacht ik. Maar ik vond geen baan. Vol vertrouwen solliciteerde ik aan verschillende Amerikaanse universiteiten, maar mijn beste resultaat was dat ik bij een sollicitatieprocedure tweede werd. Achteraf is het trouwens maar goed dat ik die baan niet heb gekregen; misschien had ik dan nu nog in ‘the Mid-West’ gezeten. Toen ik zonder succes voor een postdoc aan Harvard soliciteerde, zaten er drie Nobelprijswinnaars in de selectiecommissie. In die tijd besefte ik dat de rat-race toen pas echt begonnen was. Met wat geluk en geduld is het goed gekomen, en vond ik mijn eerste baan na mijn promotie in Edinburgh.
Wat gaat u maandag doen? Heeft u er zin in?
Maandag vind ik de leukste dag van de week. Dan komen we met mijn onderzoeksgroep bijeen en heb ik besprekingen met mijn promovendi. Ik heb een dynamische groep van vier AIOs, een postdoc en nog twee collega’s. Aan het eind van de dag hebben we een wekelijkse workshop: samen lezen en vertalen we dan Arabische teksten. Ik denk dat het vrij uniek is op welk niveau we dan met die teksten bezig zijn.
Maandag ga ik ook een les voorbereiden. Ik geef een mastercursus aan de Universiteit Utrecht over opvattingen over het menselijk lichaam in de Islam.
Waar gaat uw volgende publicatie over?
Die gaat over het onderzoeksproject waarvoor ik financiering ontving van de European Research Council. Ik werk sinds drie jaar aan een onderzoek over islamitische opvattingen over het hiernamaals. Ik schrijf een algemene geschiedenis van het Paradijs en de Hel in de Islam. Het is een veelkleurig onderwerp. Ik behandel bijvoorbeeld voorstellingen van een lichamelijk paradijs vs. een geestelijk paradijs. Ook ben ik erg geïnteresseerd in hoe het geloof in het hiernamaals het gedrag van mensen beïnvloedt.
Het valt me op dat u werkt aan heel uiteenlopende onderwerpen. Dat zie je niet vaak in de wetenschap.
Dat kan omdat het vakgebied van de islamologie zo klein is. Toch is er wel een verband tussen de onderwerpen. Ik begon aan het hiernamaals te werken via mijn interesse in straffen. Straffen van de Islamitische rechtstraditie, zoals ik stelde in mijn eerste boek, moet je zien in vergelijking met straffen in het hiernamaals. Er zijn verrassende analogieën, en de toepassing van straffen in de ondermaanse wereld en de ideeën over straffen in het hiernamaals blijken elkaar te beïnvloeden. En dat heeft ook weer te maken met het menselijk lichaam: met respect voor het lichaam of het gebrek daaraan.
Wat zijn de vernieuwende vragen die u stelt, of in de methodes die u gebruikt? Hoe draagt u bij aan de innovatie in uw vakgebied?
Traditioneel is de Islamologie niet erg interdisciplinair, maar mijn gesprekspartners zijn bijvoorbeeld antropologen en mensen uit andere disciplines binnen de religiestudies. In de ‘klassieke’ Islamologie zoals ik haar vertegenwoordig wordt met name gewerkt op basis van teksten. Die zijn vaak oud, en regelmatig zijn we al blij als we de handschriften kunnen ontcijferen. Ik wil een stapje verder gaan en ontdekken wat dingen betekenden voor het dagelijks leven. Die andere teksten haal ik erbij en zo krijg ik een breder beeld.
Ik kan een voorbeeld geven: mijn eerste boek behandelde islamitisch strafrecht vanuit een historisch perspectief. Als je alleen naar juridische teksten kijkt, vind je de klassieke leer van het strafrecht, met bijvoorbeeld amputatie van de hand bij diefstal. Maar ik bekeek ook historische kronieken, en zelfs poëzie. Daaruit kun je beter afleiden welke straffen in werkelijkheid echt werden toegepast. Er is maar heel weinig over lijfstraffen te vinden, wat aangeeft dat die in de praktijk niet zo’n grote rol speelden. In historische bronnen worden wel andere straffen beschreven, zoals straffen die inspelen op schaamte, waarbij criminelen op een koe of een ezel door de stad werden gevoerd. De wetenschap heeft in het verleden niet altijd oog gehad voor dit soort bronnen.
Waarvan ziet u dat het mensen belemmert, wat moet er veranderen in de wetenschap, en heeft u tips?
Mijn algemene visie op de universiteit is dat ik hoop dat het een plek blijft voor een brede opleiding tot kritisch denkende personen. ‘Bildung’ noemen we dat in het Duits. Dat is erg belangrijk.
Verder denk ik dat we kleine vakgebieden moeten beschermen. Er is een verontrustend proces gaande van specialisatie, of ‘profilering’ noemen ze dat. Maar innovatie komt vooral voort uit synergie tussen disciplines, inclusief kleine disciplines.
U bent nu professor. Welke bijdrage hoopt u nog te leveren?
De focus hoeft niet zo zeer te liggen op dat ik zelf verder vooruit kom, ik zit immers in een luxe positie. Ik wil er echt aan bijdragen dat Islamologie en Arabistiek aan de Nederlandse universiteiten mogen blijven.
Ik wil me ook graag mengen in het publieke debat: opdat de Islam niet gereduceerd wordt tot een gewelddadig geloof. We moeten de kritische blik behouden, maar meer begrip van de bronnen van de Islam en betere kennis van de verschillende interpretaties kan geen kwaad.
Ik wil me veel richten op kennisoverdracht, bijvoorbeeld middels een aantal nieuwe cursussen. Dit najaar ga ik een breder hoorcollege geven over de profeet Mohammed. Niet over de historische figuur, maar over de beeldvorming. En dan zowel over hoe hij in het westen wordt gedemoniseerd, als over hoe hij in het oosten wordt geïdealiseerd.
Er komt een cursus die toegankelijk is voor alle studenten van de Universiteit Utrecht, maar hopelijk kan ik een nog breder publiek vertrouwd maken met deze onderwerpen.
Het is zaterdagmiddag, net na lunchtijd. Waar bent u? Waar denkt u aan?
Ik werk altijd op zaterdag, omdat ik op vrijdag voor mijn 10 maanden oude tweeling zorg. Misschien moet je dus naar de zondag vragen …
OK, stel, het is zondagmiddag…
Dan ben ik met de tweeling bezig en probeer ik mijn hobby’s in de lucht te houden. Zoals cello spelen en ik squash ook.
Een derde hobby is schrijven. Ik heb een reisboek en een roman geschreven over de Middeleeuwse Marco Polo van de Islam: Ibn Battuta. Dat vind ik een leuke manier om de kennis uit deze wetenschap te verspreiden. Momenteel heb ik er door de tweeling geen tijd voor, maar hopelijk schrijf ik in de toekomst weer zo’n boek.
Dit interview verscheen ook op SciencePalooza.nl