Waarom veel angst voor gentech onterecht is
Wat klopt er wel in de wereld van ggo’s? Maar eerst: waar hebben we het precies over?
De Nederlandse overheid volgt Europees beleid en hanteert deze definitie van ggo: ‘Een organisme, met uitzondering van menselijke wezens, waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is.’ Dat zijn veel woorden om te zeggen dat de mens het DNA van bijvoorbeeld een plant heeft veranderd. Als iets aan deze definitie voldoet, moeten uitgebreide tests gedaan worden om de voedsel- en milieuveiligheid ervan aan te tonen.
De mens heeft altijd al de behoefte gevoeld om gewassen te verbeteren; bijvoorbeeld om de groeisnelheid, voedingswaarde of weerbaarheid tegen plagen te vergroten, of de kleur, geur of smaak van een vrucht te veranderen. ‘Vroeger’ waren veredelaars op klassieke kruisingsmethoden aangewezen. Met ggo’s kan het gewenste resultaat aanzienlijk sneller binnen handbereik komen. De mogelijkheden zijn talrijk.
Jeans
Je komt waarschijnlijk vaker met ggo’s in aanraking dan je dacht. Wist je dat de katoen van je jeans of de enzymen in het wasmiddel waarmee je die wast, mogelijk met gentech zijn ontwikkeld? Chymosyne, een enzym nodig om kaas te maken,werd vroeger uit kalverenmaag geïsoleerd. Tegenwoordig wordt het geproduceerd door genetisch gemodificeerde bacteriën of schimmels. Of neem insuline. Hiervoor hoeven geen alvleesklieren van varkens of runderen meer te worden gepureerd (om als prutje bij de patiënt te worden ingespoten). Tegenwoordig halen we insuline uit bacteriën, alweer met behulp van genetische modificatie. De hogere zuiverheid die het resultaat is van deze aanpak levert patiënten een betere beheersing van de suikerspiegel op, plus minder allergische reacties. Andere nuttige producten van gentech: zuivere schildklierhormonen, productie van antilichamen voor kankermedicatie, hepatitis B vaccinatie, en ZMapp, een middel tegen ebola.
Genetische modificatie komt in allerlei varianten voor. Plantenveredelaars proberen al lang het ontstaan van spontane mutaties in de natuur na te bootsen door een gewas aan chemicaliën of straling bloot te stellen: de klassieke mutagenese. Ze hopen dat door de vele willekeurige mutaties een specifieke eigenschap in het gewas opduikt, waarmee ze verder mee kunnen kruisen. Omdat ze meegekomen ongewenste eigenschappen er weer uit willen kruisen, kan dit hele traject gemakkelijk 20 tot 30 jaar duren. Veel producten op de groenteafdeling zijn met klassieke mutagenese verkregen.
Samensmelten van cellen
Meer geavanceerde technieken om gewassen aan te passen, zijn protoplastfusie (laten samensmelten van cellen of celbestanddelen en een nieuwe plant kweken uit de gefuseerde cel, om zo de eigenschappen van verschillende soorten te combineren), of het induceren van polyploïdie (waarbij de hoeveelheid genetisch materiaal per cel met behulp van chemicaliën wordt vergroot).
Bij meer gerichte ‘transgenetische’ technieken wordt een stukje DNA van het ene organisme in het genoom van een ander organisme ingebracht. Wie meer wil weten over cisgenese, sequentie-specifieke nucleasetechnologie of RNA-afhankelijke DNA methylatie kan hier verder lezen.
CRISPR-Cas
Het is interessant in te zoomen op een nieuwe, revolutionaire techniek om DNA te bewerken: CRISPR-Cas. Van origine is het een soort afweermechanisme van bacteriën. Tegenwoordig kan deze techniek in het laboratorium worden ingezet om relatief gemakkelijk, snel, precies én goedkoop veranderingen in DNA aan brengen. Met CRISPR-Cas kun je bijvoorbeeld een specifiek gen uitschakelen of het vervangen door een ander gen. Zie het als een nauwkeurig knip- en plakgereedschap. Waarschijnlijk zullen snel andere functies aan de mogelijkheden worden toegevoegd, zoals het harder aanzetten van een gen. De precisie en effectiviteit kunnen beter, maar omdat veel onderzoeksteams aan CRISPR-Cas werken, kan de ontwikkeling ervan snel gaan.
De verwachtingen rond deze nieuwe technologie zijn hooggespannen. De medische wereld hoopt erfelijke ziekten ermee te kunnen uitroeien, landbouwwetenschappers hopen planten weerbaarder te maken tegen een veranderend klimaat, of tegen plagen, zodat minder pesticiden nodig zijn. De inzet van gerichte technieken zoals CRISPR-Cas naast traditionele vormen van veredeling kan jaren van trial en error schelen.
Minder panisch
Klinkt goed, toch? Het beleid loopt echter achter op de wetenschappelijke ontwikkelingen en besluitvorming door de EU over de nieuwste technieken wordt steeds uitgesteld. CRISPR-Casgewassen mogen vooralsnog alleen in onderzoeksverband worden ontwikkeld. Voorzichtigheid is verstandig, maar je kunt je afvragen hoe lang een afwachtende houding te verdedigen is. Een nieuwe groentesoort verkregen door klassieke mutagenese, is vrijgesteld van de ggo-regelgeving: de methode is inmiddels veilig bevonden, en er zijn geen vergunningen nodig om ze op de markt te brengen, noch waarschuwingsstickers op de verpakking.
Die soepele omgang is opvallend in vergelijking met de houding tegenover – de voor commerciële voedingsmiddelen nu nog theoretische – toepassing van die fancy CRISPR-Castechniek. Omdat CRISPR-Cas zo precies werkt, is de kans op willekeurige, onbekende mutaties ontzettend klein. Bovendien is eenvoudiger te controleren of onverwachte veranderingen zijn opgetreden. Dus als niemand zorgen heeft over eventuele bijeffecten door de talloze onbekende mutaties die je in het proces van klassieke mutagenese cadeau krijgt, zouden we best wat minder panisch kunnen doen over een gerichte techniek die een grotendeels voorspelbare uitkomst heeft.
Even veilig
Nieuwe voedingsmiddelen moeten niet klakkeloos in de schappen worden gelegd. Op basis van de huidige inzichten lijkt het echter ongegrond – en zonde – om te steigeren, puur omdat er gentech aan te pas is gekomen. Natuurlijk; het is lastig te bewijzen dat iets 100 procent veilig is en dus blijft er enige onzekerheid bestaan. Maar een groeiende collectie goed uitgevoerd onderzoek suggereert dat ggo-gewassen even veilig zijn als traditioneel gekweekte gewassen. De langetermijneffecten zijn nog niet bekend, maar op basis van inmiddels ruim twintig jaar ervaring en wetenschappelijke inzichten is er geen aanleiding om te denken dat ons vervelende verrassingen te wachten staan.
Misschien verdienen gerichte en controleerbare technieken een eigen beleidscategorie, met minder strenge eisen die meer in lijn zijn met de risico’s. Bijkomend voordeel: het zou de monopoliepositie van grote spelers als Bayer-Monsanto doorbreken. Nu zijn zij namelijk de enige partijen die miljoenen kunnen investeren om de vereiste veiligheidstesten uit te voeren. Als het eisenpakket voor marktintroductie van een met gerichte techniek gemodificeerd gewas beperkter zou zijn, wordt het ook voor kleinere veredelaars interessant om de nieuwe technieken in te zetten om nieuwe producten op de markt te brengen.