
De veel bejubelde dna-redigeertechniek Crispr-Cas9 lijkt minder precies en veilig dan gedacht, stellen recente Nature-publicaties. Crispr-gebaseerde dna-modificatietechnieken vormen inmiddels onmisbare methoden in de moleculaire gereedschapskist, maar voor therapeutische inzet in mensen moeten nog wat hordes worden genomen.

Na jaren van besluiteloosheid beslist Europa nu over nieuwe regelgeving omtrent genetisch gemodificeerde organismes. Wageningse plantenonderzoekers spreken van een ‘conservatief standpunt’ en een teleurstelling.

De gemoederen kunnen hoog oplopen wanneer genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s of gmo’s) ter sprake komen. Ggo’s in voedsel worden soms onveilig genoemd, bijvoorbeeld omdat vreemd erfelijk materiaal in ons DNA terecht zou komen, en ratten op een dieet van ggo-maïs tumoren zouden krijgen. Klopt dat?

Appels resistent maken tegen schurft en koolzaad zo beïnvloeden dat het meer olie bevat: zulke plantveredelingstechnieken zijn nu alleen in laboratoria mogelijk. Maar als we de aarde willen blijven voeden én dat duurzaam willen doen, moet de wet dan niet versoepeld?

Ziekten genezen, muggen resistent maken tegen malaria, antibioticaresistentie tegengaan of varkens verkleinen tot het formaat van een poedel; het onvoorstelbare wordt voorstelbaar met de nieuwe DNA-bewerkingstechniek CRISPR. Maar moeten we dit allemaal wel willen? Ik schreef erover voor De Correspondent.