DNA bevat waardevolle informatie over ons lichaam, in gezondheid en in ziekte. Jouw DNA of dat van je kinderen laten onderzoeken, betekent vaak een geruststelling. Evengoed baren de resultaten nog grotere zorgen.
De veel bejubelde dna-redigeertechniek Crispr-Cas9 lijkt minder precies en veilig dan gedacht, stellen recente Nature-publicaties. Crispr-gebaseerde dna-modificatietechnieken vormen inmiddels onmisbare methoden in de moleculaire gereedschapskist, maar voor therapeutische inzet in mensen moeten nog wat hordes worden genomen.
De gemoederen kunnen hoog oplopen wanneer genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s of gmo’s) ter sprake komen. Ggo’s in voedsel worden soms onveilig genoemd, bijvoorbeeld omdat vreemd erfelijk materiaal in ons DNA terecht zou komen, en ratten op een dieet van ggo-maïs tumoren zouden krijgen. Klopt dat?
Appels resistent maken tegen schurft en koolzaad zo beïnvloeden dat het meer olie bevat: zulke plantveredelingstechnieken zijn nu alleen in laboratoria mogelijk. Maar als we de aarde willen blijven voeden én dat duurzaam willen doen, moet de wet dan niet versoepeld?
Je kunt de nieuwste foodhype volgen of je uitsloven op een yogamat. Je kunt ook gewoon je DNA testen als je wilt weten hoe je gezond en gelukkig oud kunt worden. Dat beloven de aanbieders tenminste. Maar wat klopt ervan?
Je wilt weten of je baby iets mankeert. Steeds meer testen kunnen daar uitspraken over doen, ook al vóórdat je zwanger bent. Wat is de impact van dergelijke informatie? Voor De Correspondent sprak ik erover met Annelien Bredenoord, adjunct-hoogleraar medische ethiek.