Over malariamuggen, hotspots, voodoo en de Africa Cup

Over malariamuggen, hotspots, voodoo en de Africa Cup

Dit interview deed ik in het kader van de serie ‘De Jonge Akademie over de knie‘ op SciencePalooza.nl.

Teun Bousema is malariaonderzoeker en epidemioloog verbonden aan UMC St Radboud en London School of Hygiene and Tropical Medicine. Hij zet zich sinds zijn promotieonderzoek in voor malariabestrijding. Door een originele en vaak innovatieve aanpak probeert Teun de verspreiding van malaria op verschillende niveaus in de besmettingsroute aan te pakken.

De titel van onze serie is DJA over de knie. Wanneer bent u voor het laatst over de knie gegaan in uw werk?
Ik denk aan de laatste keer dat een artikel werd afgewezen door een tijdschrift. Ik was het er absoluut niet mee eens, omdat ik van mening was dat het een uitstekend stuk was dat goed in dat tijdschrift paste. Elke keer dat je een artikel opstuurt, riskeer je over de knie te moeten. Waar je een artikel kunt publiceren is een spel en hoe hoger je inzet, hoe groter het risico. 

Wat gaat u morgen doen? Heeft u er zin in?
Morgen vlieg ik naar Ouagadougou in Burkina Faso. Daar ga ik twee projecten bespreken en opzetten: één grote epidemiologische studie, waarin we kijken naar wie met name malariamuggen besmet. Verder gaan we in een klinische studie (zie filmpje) een nieuwe medicijncombinatie testen die naast malariaparasieten tegelijk ook de malariamug doodt.

Ik heb daar zeker zin in. Hoewel het gereis wat vermoeiend is – in 2012 maakte ik zo’n 30 reizen – en invloed heeft op je persoonlijke leven, geniet ik er erg van. Als onderzoeker in Afrika kom je vaak voor leuke verrassingen te staan, zoals ik laatst in Burkina Faso niet alleen met wetenschap bezig was, maar terechtkwam in allerlei voodoo-complotten.

Waar gaat uw volgende publicatie over?
We hebben een grote studie gedaan bij 480 kinderen in Oeganda om een veilige dosis van primaquine te vinden, een stof die transmissiestadia van malariaparasieten doodt. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft hierover onlangs een advies uitgebracht, maar onze data geven aan dat ze er een beetje naast zitten. Op een bijeenkomst in London hebben we onze resultaten gepresenteerd, dus de WHO is inmiddels op de hoogte. Het duurt alleen altijd even voordat dat soort instanties beleid aan past maar onze resultaten zullen zeker bijdragen aan betere richtlijnen.

Wat zijn de vernieuwende vragen die u stelt, of in de methodes die u gebruikt? Hoe draagt u bij aan de innovatie in uw vakgebied?
Ik heb het gebruik van moleculaire technieken voor epidemiologische studies op het gebied van malaria op de kaart gezet. Tijdens mijn promotieonderzoek hielp ik mee een op RNA gebaseerde detectietechniek van transmissiestadia van parasieten te ontwikkelen. Dat is door ons werk inmiddels een gangbare uitkomstmaat geworden voor allerlei studies.

Mijn onderzoek toonde aan dat ieder malariagebied geografisch zeer heterogeen is; sommige huizen kunnen veel meer blootgesteld zijn aan malariamuggen dan andere. Die huizen ondervinden niet alleen meer ziekte, maar zijn ook belangrijker voor verdere verspreiding. Met nieuwe immunologische en moleculaire technieken kunnen we die zogenaamde ‘hotspots’ gemakkelijk identificeren. Als je specifiek hotspots uit kunt doven, kun je malaria in een veel groter gebied bestrijden. Dit is mijn geesteskind. In 2008 kreeg ik van Bill Gates een potje geld, omdat hij het een goed idee vond. Er was toen nog geen bewijs voor, dus liet hij mij dat idee testen. Inmiddels is het bewijs er en doen wij en andere onderzoekers grote studies die hotspots in kaart brengen en toepassen voor interventiestrategieën.

Daarnaast is de studie die we nu in Burkina Faso aan het opzetten zijn interessant, omdat we middelen die we al tot onze beschikking hebben op een intelligente, innovatieve manier gebruiken. Vooral bij malariaonderzoek is het heel erg belangrijk met bestaande middelen te werken, om sneller een nieuwe strategie toe te kunnen passen. Gezien de economische crisis moet je maar afwachten hoe lang men geïnteresseerd blijft in het pompen van grote bedragen in armoedegerelateerde infectieziekten. We merken nu al dat dit soort ziekten als eerste geschrapt worden uit de begroting.

Waarvan ziet u dat het mensen belemmert, wat moet er veranderen in de wetenschap, en heeft u tips?
Je wordt als wetenschapper geacht heel snel product van je inspanningen te laten zien. Je krijgt geld en dat is na twee jaar op, en dan moet je alweer een nieuwe beurs aanvragen. In die twee jaar moet je eigenlijk al enorm gegroeid zijn in het aantal publicaties en de status die je hebt. Als je weet dat mensen goed zijn, is het misschien beter om ze met langer lopende beurzen meer tijd en rust te geven om gedegen onderzoek te doen; ze de tijd te geven om een paar jaar hard te werken aan echt goede resultaten, en niet van ze te eisen dat ze elke twee jaar opnieuw hun salaris bij elkaar moeten sprokkelen.

U bent nu bijna professor. Welke bijdrage hoopt u nog te leveren?
Nou, ik weet niet of ik al bijna professor ben, hoor!
In Nijmegen werken we al jaren aan een transmissieblokkerend vaccin voor malaria. Dat is een vaccin dat voorkomt dat de mens de mug besmet. Dat is volgens mij de meest elegante vorm van vaccinatie. Ik zou graag een grote rol spelen om dat vaccin op de markt te krijgen. Als ik daaraan kan bijdragen, dan maakt het mij niet uit of ik hoogleraar word of niet.

Het is zaterdagmiddag, net na lunchtijd. Waar bent u? Waar denkt u aan?
Dan liggen mijn twee kinderen op bed, dus dat moment gebruik ik vaak om even mijn mail te bekijken of een artikel te lezen. Verder ben ik misschien bezig met één van de dingen die ik ontzettend leuk vind aan het werk dat ik doe, namelijk wetenschapscommunicatie. Op mijn website hoop ik mijn passie voor mijn werk en voor reizen en werken in ontwikkelingslanden over te brengen. Ik schrijf graag en wil ook meer gaan doen met film. Met een goede vriend die documentairemaker is, hoop ik via documentaires een heel ander publiek te bereiken. Het is een geweldige manier om de nieuwsgierigheid die je als onderzoeker hebt te koppelen aan een artistieke kant waarvan ik hoop dat ik hem heb.
Maar komende zaterdag doe ik dat niet, want dan – hoewel ik helemaal niets met voetbal heb – hoop ik de finale van de Africa Cup te kijken, waar Burkina Faso als het goed is dan in speelt.

Dit artikel verscheen 18.02.2013 op SciencePalooza.nl